Wetenschap. Sommigen gruwelen al bij het woord.
Niet gek.
Het gros van wat vandaag de dag voor wetenschap doorgaat is ook belabberd.
Misleidend.
Vooropgezet.
Ideologie.
Maar ergens is dat toch jammer.
Het kernprincipe van de wetenschap is ignoramus.
Een open mind waarmee je erkend dat je het niet weet. Waarschijnlijk ook nooit precies zult weten. Maar dat je nieuwsgierig en onderzoekend próbéért te begrijpen.
De Duitse Heisenberg kreeg de Nobelprijs voor het onzekerheidsprincipe. Hij zei: “Het is geen kwestie dat we nú nog niet zeker zijn, het punt is dat we nóóit zeker kúnnen zijn”.
Wetenschap begon ooit als een soort van waarheidsspreken.
Waarheidssprekers waren mensen die het lef en de moed hadden om (letterlijk) de heilige huisjes van die tijd ter discussie te stellen.
Ze gaven hun onwetendheid toe en vanuit dat oprechte niet-weten ontdekte ze nieuwe dingen.
Dat gaat niet altijd zonder slag of stoot.
Want de ontdekkingen die worden gedaan vanuit het niet-weten staan vaak haaks op de consensus waar de groep zijn toevlucht, gemak en zekerheid zoekt (en vindt).
Dat maakt (je) waarheid spreken soms zelfs gevaarlijk want de groep kan boos, geïrriteerd en zelfs agressief worden.
Wetenschap is dus eigenlijk gewoon openheid van geest hebben.
Comfortabel kunnen zijn met het oncomfortabele.
Ontspannen blijven in het niet weten.
Nieuwsgierig.
Onderzoekend.
Niet het leggen van droge verbanden.
Maar empathie.
Het echt kunnen invoelen met het fenomeen wat onderzocht wordt.
Lees meer over je eigen onderzoek doen in het boek de Eiwitleugen.
Vrolijke groet en veel liefs, Janneke